Het nodige licht voor visuele taken kan geheel of gedeeltelijk geleverd worden door daglicht. Het natuurlijk licht verandert in de loop van de dag zowel wat betreft verlichtingssterkte als wat betreft spectrale samenstelling en brengt zo variabiliteit in de binnenruimte.

Gezien de nagenoeg horizontale lichtinval door vensters aan de zijkant van de ruimte kan het daglicht een specifieke modellering en een speciale luminantieverdeling in de ruimte genereren. Vensters maken visueel contact met de buitenwereld mogelijk, wat de voorkeur geniet van de meeste mensen. In ruimten met vensters aan een zijkant neemt het daglichtniveau sterk af naarmate men verder van het venster verwijderd is.

Om de vereiste verlichtingssterkte op de werkplek en een uitgebalanceerde luminantieverdeling in de ruimte te verzekeren, is bijkomende kunstmatige verlichting nodig. Automatisch of handmatig inschakelen en/of dimmen kan gebruikt worden, om kunstmatig en natuurlijk licht optimaal te combineren. Om verblinding door vensters te voorkomen, moet waar nuttig gezorgd worden voor zonwering. Dit is bijvoorbeeld het

geval in ruimten met beeldschermwerkplekken. De horizontale verlichtingssterkte Eh van het daglicht schommelt zeer sterk. Bij een betrokken hemel om 12.00 uur ligt deze - afhankelijk van het seizoen, de geografische locatie en de hoeveelheid wolken of nevel in de lucht - tussen 6.000 lx en 20.000 lx. Bij zonneschijn en een heldere hemel loopt deze waarde op tot meer dan 100.000 lux.

De maneschijn is goed voor zo'n 0,1 lux. Deze dynamiek van het lichtaanbod wordt ervaren als normaal en natuurlijk en geeft de mensen een gevoel van welbehagen. Bij de kunstmatige verlichting van werkplekken en recreatieruimten zijn daarentegen slechts de lichtsterkten geïnstalleerd die nodig zijn voor het uitvoeren van de visuele taken.

Doorgaans liggen deze niet hoger dan 500 lux – zonder dat er werkelijk dynamiek is in het verlichtingsniveau, desnoods zelfs de klok rond. Ook de lichtkleur van de daglicht schommelt sterk. 's Morgens vroeg wordt het daglicht meer bepaald door de 'warme', d.w.z. langgolvige delen van het spectrum van de opgaande zon. We spreken van het 'ochtendrood'. Kort daarna wordt het daglicht tot het middaguur meer en meer beïnvloed door blauwe, koudere kleurtinten.

Dat is bijzonder sterk het geval bij een blauwe hemel. 's Avonds zijn het weer de warme langgolvige stralen van de ondergaande zon die het avondrood vormen. Het ochtend- en avondrood wordt veroorzaakt door de sterkere breking van de blauwe straling en de reflectie in het heelal tijdens langere weg die het licht moet afleggen van de zon naar de aarde.

De kleurtemperatuur van de blauwe hemel gemengd met zonlicht varieert van zo'n 10.000 kelvin (K) 's middags tot 3.000 K bij het avondrood. De blauwe hemel zelf heeft een kleurtemperatuur van zo'n 20.000 K, de zon zelf slechts zo'n 5.000 K. De maan heeft een kleurtemperatuur van zo'n 4.200 K.

Human Centric Lighting
 

Onder het begrip 'Human Centric Lighting' richt TRILUX haar focus op de uitwerking van licht op de mens. De aanzet gaat verder dan de gebruikelijke configuratie van installaties volgens zuivere verlichtings- en energie-efficiëntiecriteria.

Centrale thema's hierbij zijn veeleer de uitwerking van het licht op het menselijk welbevinden en de gezondheid – en biologisch werkzaam licht vormt daar een onderdeel van. De toepassing van Human Centric Lighting is niet alleen geschikt voor medisch-therapeutische doeleinden, maar ook voor kantoor- en industrie-omgevingen. Toch is een optimale benutting van deze lichtoplossingen pas mogelijk met een deskundige lichtplanning.

 

Human Centric Lighting