Leds zijn niet in de laatste plaats op grond van hun kleine formaat, hun minimale warmte-uitstraling en hun brede kleurenspectrum in de voorbije jaren een populaire lichtbron geworden. Toch is er een groot kwaliteitsverschil tussen de vele producten op de markt. Daarom verscheen er in november 2013 een leidraad die uniforme standaarden voor ledarmaturen definieert

Om de kwaliteit van ledarmaturen objectief te kunnen vergelijken, legt de Duitse beroepsvereniging van de elektrotechnische en elektrische industrie (ZVEI) in haar "Leitfaden zur Planungssicherheit in der LED-Beleuchtung" (leidraad voor een betrouwbare planning van ledverlichting) gestandaardiseerde criteria vast, die eerlijke concurrentie moeten mogelijk maken.

Bij de opstelling van de leidraad speelden parameters als vermogen, lichtstroom, lichtopbrengst van de armatuur, lichtverdeling, kleurkwaliteit, omgevingstemperatuur en levensduur een grote rol. Voor planners is naast de verlichtingssterkte, de lichtkleur en het systeemvermogen vooral de levensduur, en de daarmee verbonden onderhoudsfactor van de armaturen van belang.

Verder worden ledarmaturen ingedeeld volgens hun lichtstroomgedrag. Er wordt gekeken naar factoren als levensduur, degradatie en uitval. Deze kencijfers worden opgegeven door middel van de letterreeks LxByCz. Daarbij verwijst Lx naar de levensduur (bijv. 50 000 h) waarbij de procentuele waarde x van de lichtstroom in nieuwe toestand bereikt wordt. By geeft aan hoeveel procent van de ledarmaturen

lichtstroom in nieuwe toestand bereikt wordt. By geeft aan hoeveel procent van de ledarmaturen aan het einde van de levensduur de beoogde lichtstroom van x procent (lux) niet meer haalt. Cz geeft aan hoeveel procent van de armaturen volledig uitgevallen is. De vermelding "L80 B10 C0 - 50 000 h" betekent bijvoorbeeld dat 10 procent van de intacte armaturen aan het einde van de levensduur van 50 000 uur een lichtstroom levert die lager is dan 80 procent van de beginlichtstroom.

Als er geen waarde voor B is opgegeven, wordt uitgegaan van B50, wat betekent dat bij de helft van de armaturen de lichtstroom daalt tot minder dan 80 procent van de opgegeven waarde. C0 in het voorbeeld hierboven betekent dat geen enkele armatuur het einde van de levensduur niet gehaald heeft.

De fabrikanten wordt verzocht hun ledarmaturen te voorzien van labels conform de leidraad van de ZVEI, zodat architecten en planners al in hun planning rekening kunnen houden met de verwachte uitval van de verlichting. Indien de waarde slechter is dan L80 B10, kan het nodig zijn bij de planning van een nieuwe installatie 15 procent meer armaturen in te calculeren, om de lichtstroomafname te compenseren.