Lichtbronnen zetten elektrisch vermogen om in zichtbare straling (licht). Het grootste deel van het door een lichtbron opgenomen elektrisch vermogen wordt echter omgezet in warmte. Gloeilampen geven slechts zo'n 5 % van hun elektrische vermogen af als licht. Bij fluorescentielampen is dat tussen de 20 % en de 40 %

De lichtopbrengst is de maatstaf voor de efficiëntie van de lichtopwekking. Ze wordt uitgedrukt in lumen per watt (lm/W). De lichtopbrengst van een lamp is de verhouding tussen de afgegeven hoeveelheid licht en het opgenomen elektrisch vermogen van een vrij stralende lamp in gestandaardiseerde omgevingsomstandigheden.

Van de klassieke lampen hebben vooral de gasontladingslampen - en hier met name de fluorescentielampen met 16 mm diameter (de zogenaamde T5-lampen) - een bijzonder hoge energie-efficiëntie. Voor het gebruik van leds en ontladingslampen zijn echter voorschakelapparaten nodig, die op hun beurt eveneens elektrisch vermogen opnemen. De systeemlichtopbrengst van een lampschakeling wordt dan bepaald door de verhouding tussen de lichtstroom van de lamp en het vermogen van lamp en

voorschakelapparaat. De systeemlichtopbrengst is dus afhankelijk van de lichtopbrengst van de lamp en het vermogensverlies van de nodige hulpapparaten (voorschakelapparaten). Dat heeft vaak een aanzienlijke invloed op de rentabiliteit van een geplande renovatie. De lampentabellen vermelden de lichtopbrengst van de lampen afhankelijk van het soort voorschakelapparaat.

Voor leds kan een lamp- of systeemlichtopbrengst alleen opgegeven worden in het geval van retrofitlampen. Alleen deze kunnen vrij stralend in welbepaalde omstandigheden gebruikt worden. In de armatuur treden optische verliezen op door de reflectie en absorptie van optische materialen en thermische verliezen door de temperatuurstijging in de armatuur.