Al bij de planning van verlichtingsinstallaties speelt het "onderhoud" een doorslaggevende rol. Vooral in industriële ondernemingen gaan de uitval en de daaruit resulterende vervanging van verlichtingssystemen tijdens de productie vaak gepaard met problemen en hoge kosten. 

Om deze reden moet de lichtplanner of architect extra aandacht besteden aan de onderhoudsfactor (Maintenance Factor), die een beslissende invloed heeft op de energie-efficiëntie van een verlichtingsinstallatie heeft. Bij de bepaling van deze factor moet volgens de normen "Onderhoud van elektrische verlichtingssystemen voor binnen" (CIE 97) en "Onderhoud van elektrische verlichtingssystemen voor buiten" (CIE 154) rekening gehouden worden met de lumenbehoudsfactor van de lamp (Lamp Lumen Maintenance Factor, LLMF), de lampoverlevingsfactor (Lamp Survival Factor, LSF) en de armatuurbehoudsfactor (Luminaire Maintenance Factor, LMF).

Daarnaast moet bij binnenverlichting de ruimtebehoudsfactor (Room Maintenance Factor, RMF) en bij buitenverlichting de oppervlakbehoudsfactor (Surface Maintenance Factor, SMF) in de berekening opgenomen worden. De fabrikanten moeten deze verschillende waarden direct meedelen of ze moeten berekend kunnen worden. De waarden gelden steeds bij een omgevingstemperatuur van 25 °C, tenzij anders vermeld.

De verschillende behoudsfactoren kunnen niet groter zijn dan 1,0 en bijgevolg geldt dat ook voor de totale behoudsfactor. Doorgaans bedraagt het resultaat circa 0,8 voor binnenverlichting en 0,6 voor buitenverlichting. Daarbij geldt steeds: hoe hoger de waarde, hoe kleiner de onderhoudsbehoefte, waarbij het resultaat steeds geïnterpreteerd moet worden met 1 als beste waarde.

Een behoudsfactor van 0,8 heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de verlichtingsinstallatie met 25 procent overgedimensioneerd moet worden, om de vereiste armatuurlichtstroom te garanderen binnen een bepaalde periode. Bij industriële gebouwen spelen nog andere specifieke criteria een rol. Zo is bijvoorbeeld de ruimtebehoudsfactor (RMF) er lager dan in gewone binnenruimten, aangezien de verontreiniging in productiehallen vaak aanzienlijk hoger is dan in normale kantoorruimten. De lampen en armatuurbehuizingen moeten hier dus vaker gereinigd worden.

Vooral in de zomer kunnen er zeer hoge temperaturen heersen in industriële gebouwen, zeker onder het plafond, waar de armaturen zich bevinden. Daarom moet bij de berekening gekeken worden naar de door de fabrikant afzonderlijk opgegeven waarden voor verhoogde temperaturen. Voorts worden de armaturen in productiehallen extreem zwaar belast, aangezien ze bij meerploegendienst vaak permanent in gebruik zijn.

Voor zwaar en langdurig gebruik in een industriële omgeving biedt TRILUX speciale armaturen aan, die een langere opgegeven levensduur van 90 000 of zelfs 100 000 uur hebben, zoals de Mirona of de Nextrema. Deze kunnen bovendien in vochtige ruimten gebruikt worden. Meer informatie over het bepalen van de onderhoudsfactor is te vinden in de "Leitfaden zur Planungssicherheit in der LED-Beleuchtung" (leidraad voor een betrouwbare planning van ledverlichting) van de Duitse beroepsvereniging van de elektrotechnische en elektrische industrie (ZVEI).